Boeskool en neusvocht

Op een terras aan de Groote Markt in Oldenzaal, waar ik van het hitterecord in september genoot, schoof een drietal vriendinnen aan. Een van hen manoeuvreerde een state of the art kinderwagen naar het tafeltje naast mij, waarin een gevaarlijk rood aangelopen baby lag.

Toen alles goed geparkeerd stond en het drietal gezeten was, werd het kind tussen de dames heen en weer geschoven over het tafeltje, bepoteld en toegelachen, terwijl de moeder zich bekreunde om haar slechte nachtrust, een permanente verkoudheid en Maik, de biologische vader. Ze stak een sigaret op, waarvan ze de rook angstvallig in mijn richting blies om haar foeilelijke kind te ontzien.

“Hij hoeft niet meer terug te komen, die eikel, echt niet.” Maik bleek op de camping meer oog voor de buurvrouw te hebben gehad dan voor de jonge moeder, terwijl hij niet eens van kamperen hield. De vriendinnen schudden vol afgrijzen het hoofd, kozen eensgezind voor een Italiaanse bol met kipsaté en bespraken daarna het laatste tinder-avontuur van ene Gonnie.

Aan een ander tafeltje zaten twee mannen in hemdsmouwen hun lunchpauze weg te appen, waarbij elk nieuw bericht zonder commentaar aan de collega werd getoond. Ze keken alleen even op toen een vrouw, die verdacht veel op Sandra Timmerman leek, voorbij liep en volgden haar, synchroon hun hoofden van links naar rechts bewegend, als toeschouwers in een slow motion herhaling tijdens een tenniswedstrijd. Kennelijk was dat een afgesproken signaal, want ze legden beiden hun smartphone op tafel en één van hen riep de ober om te bestellen. Dat was een wat oudere man die ze de boeskool niet meer lauw konden maken. ‘Dennie’ begroette hij de één en ‘Dennis’ de ander. ‘Hej die film nog zien…van Twente?’ vroeg Dennie of Dennis. De ober schudde zijn hoofd. Hij hoefde die ellende niet nog een keer op zijn brood gesmeerd te krijgen. De wond was nog vers en die Erik Dijkstra…
tja.

De vrouw die op Sandra Timmerman leek liep nu van rechts naar links en stond stil voor het terras. Ik verstopte me snel achter de menukaart, omdat ik een paar jaar geleden had besloten om toch maar niet haar biografie te schrijven. Ze wilde even goeie vrienden blijven, maar sindsdien had ik Oldenzaal, niet opzettelijk overigens, gemeden.

‘Hé Gon,’ riep de moeder naast me, terwijl ze met een papieren servetje het groengele neusvocht van de baby over het hele gezicht uitsmeerde. De vrouw die op Sandra Timmerman leek keek blij verrast, slalomde tussen de tafeltjes, begroette de vriendinnen, bewonderde de snotblaag, ging zitten en stak haar hoofd naar voren als om een geheimpje te verklappen. ‘Niet geliek kiek’n, maar die keerl doar…’

Ze draaiden hun hoofden boos naar mij, alsof ze hadden geraden wat ik van het kind vond. Ik hief mijn glas chardonnay, maar ze keken door me heen naar het tafeltje met Dennie en Dennis, die opeens weer erg druk waren met hun telefoon.

Geplaatst in 2016, Columnist.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *