Nieuwe Tukkers

De fiets van mijn verloofde was gestolen.
Ze had aangezeten aan een inburgeringsdiner dat de gemeente Enschede aanbood aan een kleine groep gelukkigen die zich, na een nauwgezette procedure, Nieuwe Tukkers mag noemen.

De maaltijd werd ten stadhuize opgediend. Nou ja, bij wijze van spreken. De nieuwelingen werden nog één keer op de proef gesteld om als een laatste test deel te nemen aan een Lopend Buffet.

Je kunt pas echt meedoen in onze samenleving als je de wetten en regels van een lopend buffet kent. Nieuwe Tukkers die tijdens de les “eetgewoonten tijdens feesten en partijen” niet hadden opgelet, vonden zichzelf aan tafel terug met een sneu bord witte rijst en een dapper stronkje bloemkool. Wie wel had opgelet had zijn bord net zo hoog opgetast als de wethouder.

De verloofde was artikel 1 van de mobiliteitslessen vergeten. Zet uw tweewieler in de binnenstad met een vuistdikke ketting vast aan paal of hek.
Het was een fijne fiets. Nog geen jaar geleden op Marktplaats gescoord bij een Hengelose weduwe die na het verscheiden van haar man op een e-bike was overgestapt. Haar man was daar altijd op tegen geweest. Nu bepaalde ze zelf op welke fiets ze stapte.

Uit respect voor de opgebloeide weduwe besloot ik de fiets nog een laatste kans te geven en dus begaf ik mij de volgende dag naar de plaats delict en trok vandaar een spoor naar het Wilminkplein, waar ik een tweetal rondfietsende hangjongeren vroeg of ze wisten waar de gestolen fietsen bleven. Het waren donkere jongens, want ik wilde niet de verdenking op mij laden iemand te discrimineren.
‘Hé man, wat denk jij wel? Jij moet naar de politie gaan. Wie denk jij wel dat je bent om mij dat te vragen?’ antwoordde een van de knapen gevat.
Misschien moest ik het subtieler aanpakken. Naast het Muziektheater zat een ander groepje jongens jointjes te draaien. Ik vertelde dat de fiets van mijn verloofde gisteravond gestolen was. Hadden ze misschien iets gezien of gehoord? Dat hadden ze niet, maar toen ik de hoek om was, kwam één van hen schielijk achter me aan. Hij wist waar de fiets was. Hij vond het klote voor me en hij vond ook dat je met je poten van de fiets van een ander moest afblijven. Als ik hem een tientje gaf, wees hij me de plek waar ik de fiets kon vinden. Maar ik mocht hem niet verraden…
Ik gaf hem een tientje, beloofde hem niet te verraden en liep met hem mee door de stad. Onderweg vond hij tien euro eigenlijk vrij weinig en hij vroeg of ik over mijn schouder wilde kijken of we werden gevolgd. Hij had trouwens al de hele week hetzelfde Adidasshirt aan. Dat is armoede man, vond hij. De smartphone die hij bij zich had zag hij als eerste levensbehoefte.
Na een paar minuten zette hij me af bij het Stationsplein. Hij wees op de fietsenstalling en zei dat ik bij het tunneltje moest zijn. Daar stond de fiets. Ik moest begrijpen dat hij niet verder met me mee kon.
Dat begreep ik. En even later begreep ik ook dat de fiets er niet stond.
• Claus Brockhaus is de bekendste Twentse misdaadauteur. Elke week vertelt hij over wat hem in Twente is opgevallen.
• www.clausbrockhaus.nl

Geplaatst in 2016, Columnist.