Junks en padvinders

Omdat junks de stadsranden van Enschede teisterden, zoals het regionale dagblad ons liet weten, besloten we, geschrokken, de koopzondag over te slaan en de rust van de Herikerberg te zoeken. Daar werden we alleen geteisterd door senioren op mountainbikes, loslopende dwergpoedels en boomknuffelaars.

Het pad dat we hadden uitgezocht heette het Probus Pad en was te herkennen aan gele knutselbordjes met twee ingebrande P’s. De wandeling duurde drie tot vier uur. Je kon het rondje in twee richtingen lopen, maar omdat links betekende dat we de Goorseweg moesten oversteken, om daarna over een hek van twee meter te klimmen, besloten we rechts te kiezen.

Na tien minuten stuitten we op een grafheuvel, waarin rondtrekkende boeren al vijfduizend jaar geleden hun doden borgen. Kennelijk had dat de wakkere padvinders van Probus aan het denken gezet, want de gele bordjes bleken plotseling verdwenen. De meeste Probussers staan met één been in het graf en om het andere been op een grafheuvel te zetten, is vragen om problemen.

Ik had nog nooit van Probus gehoord, tot ik begin vorig jaar werd gebeld door de secretaris van één van de ruim vierhonderd clubs met die naam, waarvan er alleen in Twente al zo’n twintig bleken te bestaan. Probus staat voor Professionals in Business en de leden zijn “postactief”. Vanuit hun maatschappelijk verantwoorde achtergrond willen ze saamhorigheid en vriendschap bevorderen.

De meeste leden hebben jarenlang oliebollen gebakken voor de Rotary of chocoladeletters gesnoept om als Lion het goede doel te ondersteunen. Na hun lidmaatschap van deze serviceclubs, richten de Probussers zich op onderlinge hulpvaardigheid, verruiming van inzicht en ontspanning en de verbreding van kennis en interesse.

In het kader van die verbreding was de afdeling Tubbergen (of Wierden-Zuid, daar wil ik van af zijn) bij mij terecht gekomen. Ik schreef boeken die in Twente speelden en daarover kon ik mooi iets vertellen. Mijn presentatie zou ongeveer twee uur duren en daarna mocht ik een vorkje mee prikken. Omdat de meeste leden mijn boeken niet hadden gelezen, wat ik niemand kwalijk kon nemen, las ik iets voor om in die leemte te voorzien.

Het was een zonnige lentemiddag en de oudere dames en heren zaten heerlijk achter glas te knikkebollen, dromend van de professionele zaken die ze vroeger deden, of charitatieve avonturen bij de Lions en de Rotary. Na een stief kwartiertje, ik zag een paar dames letterlijk wegzakken op hun stoelen, riep de voorzitter dat het tijd werd om de schrijver vragen te stellen. Of ik de boeken van Jan Terlouw kende, vroeg een wakker gebleven dame. Ik besloot om geen vorkje mee te prikken.

Geplaatst in 2017, Columnist.