Whisky in het Springendal

We liepen door het Springendal. Er lag ijs op De Bronnen. Verder was het uitgestorven.

Zondagmiddag.

De verloofde trok haar schoenen en sokken uit en nam een Kneippkuurtje. Ik nam foto’s. Mijn Kreislauf heeft het meer op vuur- dan op ijswater. Ieder z’n meug. Na bijna te zijn verdwaald en bestraffend toegesproken door een boswachter op een quad, omdat de hond niet was aangelijnd, hadden we genoeg van het Springendal. Het was onze hond niet, we hebben trouwens geen hond, maar daar had die zelfbenoemde wolvenexpert van Staatsbosbeheer niets mee te maken.

Enfin.

In Ootmarsum kochten we schaapswollen pantoffels voor haar tintelvoeten en een fles Twentse whisky van Sculte. Officieel mag het volgens de stoker geen whisky heten. Dan had het brouwsel drie jaar moeten rijpen op speciaal hout uit eigen streek. En zou de fles honderdvijftig euro kosten. De stokerij van voormalig reclameman Gerard Velthuis zit sinds anderhalf jaar in het oude klooster Maria Ad Fontes en wint de ene prijs na de ander voor het prijzig destillaat. Terecht, stelden we vast na een glas single malt, getrokken van gerst en geturfde mout met het karakter van whisky en een volle afdronk met een toets karamel.

Whatever.

Als je op zondagmiddag een rondje Ootmarsum hebt volbracht, inclusief alle Schultens, kan het je niet meer schelen hoeveel zo’n fles kost. Na één glas Sculte staan alle neo-cobra Terpen Tijnen, glasgeblazen ego’s en geboetseerde tuinkabouters weer recht in je spiegel. Hoeveel arty-farty kan een dorp hebben?

Aanstaande maandag is het Blue Monday. Vermijd daarom komende zondag Ootmarsum en blijf in het Springendal. Laat je hond vrolijk door het bos fluiten, pas op voor quads en wolven, maar laat je niet verleiden door het bordje Te Huur dat verwijst naar een houten vakantiehuisje, Tortelduif 21. Dat moet een valstrik zijn van de natuur, of het atelier van Ton Schulten, die het uitzicht als basis voor zijn vlakverdeling moet hebben gebruikt.

Ton Schulten en Gerard Velthuis, ooit samen begonnen als opwarmers van gebakken lucht, hebben het Siepelstadje van de Paoskearls opgeschoten in de vaart der volkskunst. Maar waar die lucht bij Gerard is omgezet in edele likeuren, jenever en malt whisky, is Ton blijven hangen in edelkitsch en stopverf. Het volk wil verlakt worden, vooral de middenklasse. Dat geeft niks, zolang er een middenklasse is, is er een grote gemene deler. Het zou wel erg druk worden in de Twentse natuur als iedereen zich liet verleiden door levensechte roodborstjes en winterkoninkjes. De natuur moet wel boven de gemeen gedeelde driezitsbank passen. En daar hebben we Ton voor.

Geplaatst in 2017, Columnist.