Dikke vrouw op paddenstoel

Mijn vader maakte gebruik van ANWB-paddenstoelen om op zomerse zondagmiddagen een leuke fietsroute door Twente uit te zetten. Mijn broer en ik kregen een lijst met paddenstoelnummers en richting aanwijzingen en moesten zorgen dat we voor het eten thuis waren.

Met het advies “het is geen wedstrijd jongens” werden we losgelaten bij de eerste paddenstoel. Meestal de 14498, aan de Gronausestraat, ter hoogte van de Oosterbegraafplaats, waar ik vaak moest zijn vanwege mijn werk als misdienaar. (Na de uitvaartdienst reed ik met meneer pastoor in een Citroën DS als een speer naar de begraafplaats, om de lijkstoet met kruis en wierook plechtig voor te kunnen gaan naar het vers gedolven graf…)

Vanaf de eerste paddenstoel, helder beletterd en becijferd, werd de tocht lastiger. Welke afslag had mijn vader wel en welke had hij niet meegeteld op zijn kaart? Derde links was een doodlopend karrenspoor, vierde rechts de oprit van een verlaten jachthuis. De tweede paddenstoel die we vonden, de befaamde 20991, op het kruispunt van de Hoge Boekelweg en de Glanerbruggeweg, was bezet door een dikke vrouw, die het zicht benam op nummer en richting. We durfden haar niet te vragen om op te staan en wachtten geduldig tot zij met uiterste precisie haar appel had geschild, in parten gesneden en weggekauwd. We keken verlangend naar de overkant, waar de speeltuin van de Hoge Boekel lonkte. De uitspanning was in de jaren zestig van de vorige eeuw vaak het eindpunt van zogenoemde puzzelritten, die werden uitgezet voor autobezitters, die met hun nieuwe statussymbool een zinvolle zondagmiddagbesteding zochten…

De vrouw op de paddenstoel bleek een controlepost op zo’n puzzelrit. Ze was door de organiserende vereniging op de viersprong geposteerd om deelnemers af te stempelen en een nieuwe opdracht te geven. Dat werd ons duidelijk na de passage van een volgepakte Ford Taunus, een Volkswagen Kever die bijna door zijn veren ging en een Lelijke Eend met open dak waaruit vijf kinderhoofden staken. De teleurstelling op de achterbankjes was hoorbaar, wanneer duidelijk werd dat de speeltuin niet op het puzzelprogramma stond.
Toen de vrouw eindelijk opstond om haar behoefte te doen in het restaurant, konden we onze tocht voortzetten. Maar de volgende paddenstoel, in de buurt van Lonneker, was omgevallen en overwoekerd door mos.

Enfin.
We waren voor het eten thuis.

Pas in 1995 bedacht de Belgische mijningenieur Hugo Bollen het fietsknooppuntennetwerk. Hij maakte gebruik van het systeem waarmee mijnwerkers diep onder de grond de weg terug konden vinden. Na de sluiting van de mijnen paste hij deze simpele bewegwijzering toe op fietsroutes in Belgisch Limburg en twintig jaar later zijn er in België en Nederland tienduizenden kilometers opgenomen in het knooppuntennetwerk. Het betekende het functionele einde van de paddenstoel. Ze staan er nog, maar we kijken niet vreemd op, wanneer ze over een tijdje verdwenen zijn.

Onze 20991 is inmiddels vervangen door het Twentse knooppunt 7, en de speeltuin is een pretpark geworden.

Geplaatst in 2016, Columnist.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *