Schrijver of tandarts

Omdat het kinderboekenweek was, werd ik door verschillende basisscholen in de regio (Borne, Hengelo en zelfs in Losser!) gevraagd om op te treden als (kinderboeken)schrijver.

Ik vertelde de bovenbouwers iets over mezelf, las een stukkie voor en daarna mochten de leerlingen vragen stellen. Wat is uw lievelingseten, houdt u van dieren en hoe oud bent u, wilden ze weten. Ik vertelde dat ik een bloedhekel had aan Pinkeltje, dat ik liever voetballer was geworden dan schrijver en dat boeken schrijven net zo vervelend was als naar school gaan.

Kijk, dan heb je ze.

Of ik Het Leven van een Loser kende, wilde een knaapje weten. Nee, over die graphic novel-serie van Jeff Kinney had ik nog nooit gehoord. Als schrijver hoef je niet altijd de waarheid te vertellen. Diary of a Wimpy Kid, gatverderrie.

Maar als schrijver moet je zelf ook een beetje een loser zijn, kijk maar naar Carry Slee, zei ik. Dat begrepen ze. En of ik zelf ook gepest werd, aan adhd leed of dyslexie had, dan wel hoogbegaafd was? Dat had je in mijn tijd allemaal niet, zei ik, daar zorgden de juffen en meesters (leerkrachten had je toen ook niet…) wel voor.

Een meisje vertelde dat ze adhd had, gepest werd en schrijver wilde worden. Of tandarts. Van de ongeveer tweehonderd kinderen die me om een handtekening en een selfie vroegen, droeg de helft een beugel. Ik adviseerde haar om tandarts te worden. Een ander meisje vertelde dat ze in Tubbergen woonde en elke dag met de bus naar Hengelo moest. Dat is beter dan op de fiets, zei ik. Ze keek me aan alsof ze nog nooit van dat vervoermiddel had gehoord.

Een meisje uit Losser mocht van haar moeder niet op voetbal. Vanwege het kankerverwekkende kunstgras, vroeg ik? Nee hoor, het mocht gewoon niet en ze vond er zelf trouwens ook niet veel aan.

Een jongen die Montessori-onderwijs genoot, vroeg of ik vaak gefrustreerd raakte bij het schrijven. Best wel, bekende ik, maar ik heb er mee leren omgaan. Dat heb ik nou met Montessori-onderwijs, zei de jongen. Ik raadde hem een boek van Herman Koch aan: Red ons Maria Montanelli.

Na een weekje rondkijken op het basisonderwijs in Twente kwam ik tot de conclusie dat er geen Twents meer wordt gesproken door de kinderen; je hoort zelfs geen Dinkel of Regge achter hun gebeugelde kiesjes klotsen. Ook viel me op dat de meeste kinderen totaal geen last hebben van oude Twentse eigenschappen als achterdocht, lijdzaamheid, valse schaamte, verlegenheid of onverstaanbaarheid. Kinderen uit andere culturen leken mij tamelijk goed geïntegreerd op de overwegend blanke scholen. En ze waren allemaal voor FC Twente, zelfs als ze uit Armeníë of Noorwegen kwamen. Je kunt natuurlijk ook overdrijven om een echte Tukker te willen worden.

Maar het kump goed, ook in Twente. Ook al heten ze niet meer Gait of Truida.

Geplaatst in 2016, Columnist.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *